Anthony Hoevenaer werd geboren in Rotterdam als zoon van Pieter Hoevenaer en Sibilla Sneewins, instrument- en horlogemaker, hij overlijdt op 15 oktober 1695 te Leiden, laatst gewoond hebbende aan het Rapenburg. In 1654 is hij instrumentmaker van beroep.

Uit een acte van 22 juli 1655:
“Anthony Hoevenaer, mathematische instrument- en horlogemaker, wonende Kloksteeg, verklaart Dirck, zoon van Jan Jansz. de Block in de leer te nemen. Hij moet hem 6 jaar lang in die kost nemen en Dirck de Block moet betalen met 6 zilveren lepels of een zilveren zoutvat. De laatste 2 jaar zal De Block één uur per dag vrij hebben om tot lering van enige Consten te besteden”. Als horloge- en instrumentmaker vestigde Anthony in een pand op de hoek van het Rapenburg en de Kloksteeg te Leiden (Café Barrera) zijn winkel en werkplaats.
Hij moet een zeer bekwaam instrumentmaker zijn geweest. Die bekwaamheid had hij blijkbaar geërfd via zijn moeder, die 3 broers had: Anthony, Henricus en Johannes Sneewint, alle 3 eveneens bekwame instrumentmakers. Anthony Sneewint had een zoon Willem, die horlogemaker was op de Buitenwatersloot te Delft.
Op 25 maart 1683 werd hij als volgt in het Album Studiosorum van de Leidse Universiteit ingeschreven: “Antonius Hoevenaer, Di Profis Volderi amanuensis quod ad instrumenta mathem”

Daar prof. de Volder de eerste was, die een verzameling natuurkundige instrumenten voor de Hogeschool aanlegde, mogen we aannemen dat Anthony de eerste fysische instrumentmaker is geweest die aan de Leidse Universiteit verbonden was, tenzij Samuel van Musschenbroek al een dergelijke aanstelling had gehad. Uffenbach, die in 1711 Leiden bezocht, vermeldt dat op het voetstuk van de grote quadrant op de sterrenwacht (door Vossius toegeschreven aan W.J. Blaeu) een messingplaat was aangebracht met de inscriptie “Antonius Hoevenaer fecit Leidae” waaruit hij opmaakte dat Anthony het quadrant gemaakt zou hebben onder leiding van Blaeu. Het is echter ook zeer goed mogelijk dat Anthony alleen de opstelling van het quadrant was opgedragen. Wel prees Uffenbach hem als een goed instrumentmaker. Enkele instrumenten zijn nog van hem bewaard gebleven. Anthony verhandelde echter niet alleen zijn eigen producten; zo bood hij in een advertentie in de Leidsche Courant van 8 december 1692 aan ëen geometrisch instrument met zijn toebehoren om prima minuten mede te meten, benevens nog enige andere instrumenten door Jacobus de Steur tot Leiden gemaakt”

Na zijn overlijden werd een boedelinventaris opgemaakt, waarin o.a. vermeld wordt: “in de kamer van Anthony liggen enkele objecten uit de winkel, wat horloges en onderdelen daarvan, zoals buitenkasten, snarewerk met zogenaamde onrusten, een wijzende maan en minutenwijzer en wat kettingwerk. In de winkel en werkplaats liggen een tweetal klokken en een reeks instrumenten, waaronder behalve astrobolia, perspectiefinstrumenten en kleine meetinstrumenten ook een enkele proportioneelpasser met dertien linten van Gottman. Als gereedschap treffen we er een draaibank, aambeeld, schroeven. Verder zagen, tangen, schaven, een boor, bijtels, linealen, winkelhaken, passers en verscheide houten patronen”